Onze roots

Christelijke Gereformeerde Kerk Immanuël, Gorinchem

Over het ontstaan en het verdere verloop van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Gorinchem

Reeds in 1925 konden verschillende broeders en zusters in en rond Gorinchem zich niet meer verenigen met de zuiverheid der leer, welke in de Gereformeerde en Hervormde Kerken werd gepredikt. Door enkele broeders, waaronder P. v.d. Meijden (de latere koster) en Trappenburg uit Noordeloos, werd het initiatief genomen om predikanten van de Christelijke Gereformeerde Kerken uit te nodigen en om in een zaaltje van de Coöperatie boven het Asta‑theater in de Westwagenstraat (het huidige doe-het-zelfcentrum “DE TOREN/DOE LAND”) op woensdagavond kerkdiensten te houden. Al vrij spoedig kwamen er op zo’n avond honderden mensen, waardoor het vaak door ruimtegebrek niet mogelijk was om te collecteren.

Bekende predikanten uit die tijd, zoals ds. J.A. Riekel, ds. J.W. van Ree, ds. J.G. v.d. Minnen en ds. J.P. Meijering kwamen naar Gorinchem om een predikbeurt te vervullen. Ds. Meijering kwam ‘s avonds op de fiets uit Nieuwpoort. Ds. Riekel van Sliedrecht (de latere consulent) was in die jaren een grote steun voor de onofficieel gevormde commissie voor het houden van deze diensten.

Na verloop van tijd ontstond de behoefte om in het kerkverband van de Christelijke Gereformeerde Kerken te worden opgenomen. Toen één en ander met de regelmatige bezoekers van de weekdiensten werd besproken, bleek een vrij groot aantal personen dit uiteraard zeer belangrijke voorstel niet te steunen. Zij wilden of durfden niet te breken met hun eigen kerkgenootschap. De commissie ging toch door en op 17 oktober 1928 werd aan de Classis Dordrecht van de Christelijke Gereformeerde Kerken een verzoek gericht om in het kerkverband te worden opgenomen. De Classis deelde echter mede nog niet tot instemming te kunnen overgaan.

In april 1929 werd wederom door de commissie een verzoekschrift met dezelfde inhoud naar de Classis Dordrecht gezonden. Ditmaal vergezeld van namen van alle personen die lid wensten te worden van de Christelijke Gereformeerde Kerken, te weten achttien broeders en vijftien zusters.

Laatstgenoemd verzoek werd in de voorjaars-classisvergadering in april 1929 besproken met als resultaat, dat in Gorinchem tot instituering van een Christelijke Gereformeerde Kerk kon worden overgegaan. Dit gebeurde op 6 mei 1929 onder voorzitterschap van de consulent uit Sliedrecht, ds. Riekel.

De eerste kerkenraadvergadering vond plaats op 7 mei 1929 onder leiding van ds. Riekel. Tijdens deze vergadering werden de functies als volgt verdeeld:

Voorzitter                    : br. P. v.d. Meijden
scriba                           : br. Baan Hofman
penningmeester        : br. Van den Berg.

Van die tijd af werd maandelijks een kerkenraadvergadering gehouden.

Inmiddels was er in de Torenstraat een zaal gehuurd (het oude militaire tehuis) waar de kerkdiensten en vergaderingen konden worden gehouden. Besloten werd om dit gebouw voor vijf jaar te huren met recht van koop.

In de beginperiode kwamen in vrijwel alle kerkenraadvergaderingen broeders of zusters vragen zich met hun kinderen te mogen aansluiten bij de Christelijke Gereformeerde Kerk.

Na ondervraging, veelal in het begin door ds. Riekel, werd hierover door de Kerkenraad beraadslaagd en werden de betrokkenen toegelaten. Zo groeide de gemeente gestadig.

Het werd noodzakelijk om catechetisch onderwijs voor de kinderen in te stellen. De in Gorinchem op de Appeldijk wonende ds. G.W. Alberts, die met attestatie van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Zutphen naar Gorinchem was overgekomen, werd verzocht catechetisch onderwijs te gaan geven. Besloten werd hiervoor fl. 1,- per les te betalen. Tijdens de kerkenraadvergadering van 6 september 1929 werd met ds. Alberts afgesproken dat hij in de weekdiensten zou voorgaan en ook zoveel mogelijk op zondagen.

Ds. Alberts is slechts kort in de gemeente werkzaam geweest. Het catechetisch onderwijs werd toen tijdelijk door ds. Riekel waargenomen.

Reeds in december 1929 kwam met attestatie van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Werkendam br. C.G. Ouwerkerk naar de gemeente over. Br. Ouwerkerk (de latere voorganger naar artikel 3 K.O.) werd al spoedig benoemd tot diaken en nog geen jaar later tot ouderling. Enige tijd daarna werden de catechisaties door br. Ouwerkerk verzorgd.

Het was in die tijd ook gebruikelijk dat alle leden zitplaatsgeld betaalden. De maandelijkse opbrengst werd dan door twee broe­ders naar de Middenstandsbank gebracht.

In zijn vergadering van 15 maart 1932 besloot de Kerkenraad een bouwfonds op te richten. De broeders dachten waarschijnlijk: “Regeren is vooruit­zien”. Voor dit doel betaalden die leden per maand, kwartaal of per jaar een klein bedrag. De broeders hadden wel moed.

Uit het verslag van de Penningmeester bleek dat het boekjaar 1932 was afgesloten met een batig saldo van f 77,09.

Het beroepen van een eigen Herder en Leraar had al enige tijd de aandacht van de gemeente en kerkenraadsleden. In oktober 1932 werd een tweetal gesteld, te weten ds. P. de Groot te Amersfoort en ds. J.P. Meijering te Zwijndrecht. Ds. De Groot werd beroepen, doch deze predikant gaf na enige tijd te kennen het beroep niet te kunnen aanvaarden.

In de ledenvergadering van 15 februari 1933 werd overeengekomen een nieuwe zaal in de Boe­renstraat te betrekken. Met twintig tegen drie stemmen werd besloten de zaal te huren van de Pluimveevereniging. Tevens werd besloten om tot het moment dat het huurcontract van het zaaltje in de Torenstraat zou zijn verstreken, f 3,‑ per week schadevergoeding te betalen.

Ook br. en zr. Stasse waren al in een vroeg stadium lid van onze kerk. Br. Stasse werd reeds op donderdag 2 maart 1933 bevestigd tot diaken. Br. C. van Anrooy was toen ook al belijdend lid. Br. en zr. Stasse waren actief in de gemeente. Zij hielden de zaal in de Boerenstraat schoon en zorgden voor het aanmaken van de kachel. Dat was geen gemakkelijke taak. Elke zondag om 6 uur ’s morgens naar het gebouw in de Boerenstraat en dat alles pro Deo.

Op zaterdag 27 april 1933 werd van ds. P. de Groot een brief ontvangen, dat hij geen vrede had met het bedanken voor zijn beroep naar de gemeente Gorinchem. Een eventueel tweede beroep zou hij niet afwijzen. Eén en ander had tot gevolg, dat ds. De Groot op dinsdagavond 22 augustus 1933 zijn intrede deed in onze gemeente. Er was onder de gemeenteleden grote dankbaarheid dat zij als betrekkelijk kleine gemeente een eigen Herder en Leraar in hun midden hadden.

Ds. P. de Groot diende de gemeente van 1933 tot eind januari 1938. Tijdens deze periode nam het kerkelijk leven wat meer vaste vormen aan en groeide de gemeente.

Op zondag 14 januari 1934 werd een jongelingsvereniging opgericht die de naam “Hendrik de Cock” kreeg. Begonnen werd met negen leden en twee aspirantleden. Erevoorzitter werd ds. P. de Groot en voorzitter br. A. Redelijkheid.

Dinsdag 16 januari 1934 werd een meisjesvereniging opgericht onder de naam “Dorcas”. Er sloten zich tien leden aan en mevrouw De Groot werd presidente.

Uiteraard vonden er na de instituering enige wisselingen plaats onder de broeders kerkenraadsleden.

In juli 1934 werden tegen een geringe prijs stoelen en banken overgenomen van de Christelijke Gereformeerde Kerk te Rotterdam.

Op 15 april 1935 werd “De Kapel” in de Arkelstraat in gebruik genomen. De huur bedroeg toen f. 550.- per jaar. De bovenwoning werd verhuurd aan de fam. Gruteke. Broeder Gruteke is enige tijd koster geweest. Eén en ander had wel een voorgeschiedenis en gebeurde niet zo maar. De toenmalige burgemeester Kootstra was voor toewijzing van de Kapel aan onze gemeente, doch de gemeenteraad was verdeeld. Uiteindelijk gaf de socialist A. Swaters (een bekende Gorkummer en jarenlang wethouder) de doorslag met de hem kenmerkende woorden: “Gun die mensen toch hun kerk.” Zo werd dus met de steun van de socialisten de Kapel in gebruik genomen.

De Heilige Geestkapel staat er al heel lang, misschien al van vóór 1300. Oorspronkelijk was het gebouw toegewijd aan de Heilige Nicolaas en daarom wordt het ook nu nog de Sint‑Nicolaaskapel genoemd.

Op zondag 30 januari 1938 werd door ds. De Groot afscheid genomen van de gemeente te Gorinchem wegens vertrek naar Meerkerk. Ds. De Groot bediende het Woord uit Matthéüs 28 vers 20: “En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot aan de voleinding der wereld.”

Na het vertrek van ds. en mevrouw De Groot werd zr. Sterrenburg gekozen tot presidente van de meisjesvereniging Dorcas.

Voor de catechisaties kwam ds. De Groot naar Gorinchem. Br. A. Redelijkheid werd gekozen tot voorzitter van de Kerkenraad.

De geboorte van Prinses Beatrix was in 1938 een groots gebeuren. Na de geboorte werd in de gemeente een dankstond gehouden voor deze “telg uit het Oranjegeslacht”.

Er volgde na het vertrek van ds. De Groot een moeilijke tijd. De opkomst van de gemeenteleden was gering. Ds. C. Smits uit Sliedrecht vervulde op één zondag in de maand een predikbeurt. Enkele malen werd een beroep uitgebracht, onder meer op ds. V.d. Minnen en ds. Smits. Deze predikanten hadden echter geen vrijmoedigheid om naar Gorinchem te komen.

In de kerkenraadvergadering van 28 oktober 1939 werd meegedeeld dat br. Vermeer, hoewel geen kerkenraadslid, bereid was om catechetisch onderwijs te geven aan de jeugd van 12 ‑ 16 jaar. Deze bereidheid werd met dankbaarheid aanvaard. Br. Vermeer (oud hoofd van de Christelijke school) was met zijn gezin na zijn pensionering in Gorinchem komen wonen.

Br. Vermeer heeft later als ouderling en als voorzitter van de Kerkenraad gedurende een lange tijd veel voor de gemeente gedaan.

Met algemene stemmen werd in de ledenvergadering van 27 september 1940 besloten kandidaat G.H. Polman bij acclamatie te beroepen. Bij verschillende broeders was er toch enige aarzeling in verband met het ongehuwd zijn van kandidaat Polman. Op zondag 5 januari 1941 werd kandidaat Polman bevestigd tot predikant van de gemeente Gorinchem.

Hij diende de gemeente tot 26 mei 1943. Als beginnend predikant heeft hij het in de gemeente niet gemakkelijk gehad. Br. Vermeer was echter een grote steun voor hem. Ds. Polman vertrok naar de gemeente Rozenburg en is in een later stadium door de Christelijke Gereformeerde Kerk van Hilversum beroepen voor de zending op Celebes.

Na het vertrek van ds. Polman brak er mede in verband met de oorlogstoestand een zeer onaangename tijd aan. Er was niet voldoende brandstof om de kerk te ver­warmen, vandaar dat de diensten op zondag in de consistoriekamer werden gehouden.

Eind ’44 en begin ’45 onder vaak ongunstige omstandigheden als een Duitse V1 of Engelse bommenwerper overkwam. Tijdens een bombardement op zaterdag 4 november 1944 werden alle ruiten van het kerkgebouw vernield.

Na enkele teleurstellende reacties van beroepen predikanten ontstond er in maart 1946 voor de gemeente een grote verandering. Op zijn verzoek en na goedkeuring van de Kerkenraad sprak br. C. Ouwerkerk op zondag 3 maart 1946 in de avonddienst een stichtelijk woord. In de kerkenraadvergadering van maandag 18 maart 1946 werd besloten een instructie bij de Classis Dordrecht in te dienen met het verzoek, deze broeder volgens de kerkorde te onderzoeken en bij een gunstige uitslag, hem toestemming te verlenen in de gemeente Gorinchem op de zondag een stichtelijk Woord te spreken. De Classis keurde dit verzoek goed onder voorwaarde dat br. Ouwerkerk lekenarbeid zou verrichten en alleen in de eigen gemeente.

Het beroepingswerk om te komen tot een eigen Herder en Leraar ging toch door, maar jammer genoeg zonder resultaat. Zo verliep een aantal jaren met opgang en neergang, voorspoed en tegenspoed. Br. Ouwerkerk was voorganger van 1946 tot 1960. Tijdens deze periode vervulden echter diverse predikanten op zondag een predikbeurt. Op 12 april 1954 werd er door de Kerkenraad een instructie naar de Classis Dordrecht gezonden met het verzoek om br. Ouwerkerk het predikambt toe te zeggen op grond van artikel 8 K.O. Het antwoord was teleurstellend omdat de Classis meende de weg tot artikel 8 voor br. Ouwerkerk niet te kunnen ontsluiten. Wèl werd goedgekeurd dat br. Ouwerkerk in alle gemeenten van de Classis Dordrecht op grond van artikel 3 K.O. mocht spreken.

Op 6 mei 1954 werd in een bijzondere ledenvergadering het 25‑jarig bestaan van de gemeente herdacht. Als jubileumgeschenk werd namens de leden de kerkenraadkamer geheel vernieuwd. Op 13 mei 1954 vond in het kerkgebouw een jubileumsamenkomst plaats onder leiding van ds. L.S. den Boer van ‘s-Gravenhage.

Inmiddels was men ook overgegaan tot het uitgeven van een mededelingenblad om de onderlinge band tussen de leden te bevorderen.

Zo verliepen een aantal jaren tot br. Ouwerkerk in mei 1960 tot voorganger van de gemeente Nieuwpoort werd benoemd. Het beroepingswerk werd na het vertrek van br. Ouwerkerk wat intensiever voortgezet, doch steeds met een teleur­stellend resultaat. De consulent, ds. Van der Zaal uit ‘s-Gravenmoer, vervulde regelmatig in de gemeente een middagdienst.

Op 17 september 1961 werd voor alle ge­meenteleden een speciale bijeenkomst gehouden in verband met de ingebruikname van het nieuwe pijp­orgel. Na een lange tijd van voorbereiding was dit een hoogtijdag voor de commissie en speciaal voor de organist br. J. Verhage, die zijn wens eindelijk in vervulling zag gaan.

In de kerkenraadvergadering van 10 november 1961 werd besloten om de gemeente Noordeloos te verzoeken haar predikant, ds. Kievit, de vrijheid te laten tot het vervullen van een derde predik­beurt in Gorinchem. De Kerkenraad van Noordeloos gaf echter te kennen, dat door hem aan ds. Kievit geen vrijheid kon worden gegeven elders een derde predikbeurt te vervullen, daar hiermee de zondag ontheiligd zou worden. Ds. J. Kievit had evenwel geen bezwaar. Op 13 september 1962 werd er echter wederom een schrijven van de Kerkenraad van Noordeloos ontvangen, waarin werd meegedeeld, dat hij zijn predikant wel in vrijheid wilden laten om elders een derde predikbeurt te vervullen. Dit was voor de gemeente een belangrijk besluit. Van die tijd af vervulde ds. Kievit in de gemeente elke zondag een middagdienst.

De catechisatiekamer werd begin 1963 grondig gerenoveerd. In juli 1963 werd door de Kerkenraad beraadslaagd om tot ritmisch zingen over te gaan. Tijdens huisbezoeken bleek, dat de gemeenteleden in minderheid tegen zo’n besluit zouden zijn. Om geen tweestrijd te bewerkstelligen besloot de Kerkenraad alles bij het oude te laten.

Van september 1963 af gaf ds. Kievit in de gemeente ook catechetisch onderwijs. Tevens nam hij op zich om de zieken en bejaarden te bezoeken. In die tijd had Gorinchem dus “een halve predikant”.

In de vergadering van manslidmaten van 12 juli 1964 werd besloten een beroep uit te brengen op kandidaat P. den Butter. Vrij spoedig daarna kwam er een schrijven van kandidaat Den Butter dat hij het beroep met volle vrijmoedigheid wilde aannemen. Er moest veel worden geregeld, ondermeer de bevestiging en intrede en het zorgen voor huisvesting. De bevestiging en intrede vond plaats op 28 oktober 1964 in de Johanneskerk. Aan de Koningin Julianalaan werd een pastorie gekocht.

Ds. den Butter diende de gemeente nog geen twee en een half jaar. Tijdens zijn verblijf in Gorinchem was het met ds. Den Butter als Herder en Leraar een goede tijd. In die jaren kwam ook de gehele renovatie van het kerkgebouw tot stand. De stuwende kracht achter dit geheel was br. de Jongh.

De toch vrij ongebruikelijke, zeer korte ambtsperiode van ds. Den Butter werd hem door vele gemeenteleden niet in dank afgenomen. Op 2 april 1967 nam ds. Den Butter afscheid van de gemeente.

Tijdens de kerkenraadvergadering van 13 april 1967 werd br. Plomp tot voorzitter gekozen. Wederom verliepen een aantal vacante jaren. Regelmatig werden er beroepen uitgebracht, doch steeds met een teleurstellend resultaat. De preekvoorziening verliep echter gunstig. In de middagdiensten kon er, op enkele uitzonderingen na, steeds een predikant voorgaan.

In die periode kwam ook de renovatie van het kerkportaal tot stand.

Op zondag 23 juli 1972 werd door de belijdende leden (sinds enkele jaren mochten de vrouwen ook stemmen) besloten om een beroep uit te brengen op ds. de Joode te Rotterdam-Oost.

Ds. de Joode nam het beroep naar Gorinchem aan en op 22 november 1972 vond in de Johanneskerk de intrede plaats.

De oude pastorie was inmiddels verkocht en het aankopen van een nieuw geschikt pand was, in verband met een beperkt woningaanbod, niet eenvoudig. Vandaar dat het gezin de Joode tijdelijk een huurwoning moest betrekken. Ruim een jaar later werd het pand Koningin Emmastraat 42 als pastorie aangekocht en door ds. en mevrouw de Joode in gebruik genomen.

Ds. de Joode diende de gemeente van 1972 tot 1977. Tijdens deze periode bleef het aantal leden en doopleden vrij constant. Voor de gehele gemeente en inzonderheid voor de leden van de Kerkenraad was het een grote steun weer een eigen predikant in hun midden te hebben.

In december 1977 werd de gemeente weer vacant door het vertrek van ds. De Joode naar de gemeente Rijnsburg. De leden van de Kerkenraad werden hierdoor zwaar belast, doch zij slaagden er vrijwel elke zondag in een gastpredikant naar Gorinchem te laten komen.

In mei 1979 werd in de Protestants-Christelijke School “De Burcht” een jubileumsamenkomst gehouden in verband met het 50-jarig bestaan van de gemeente. Er was een grote opkomst van de leden. We bewaren fijne herinneringen aan deze zeer goed georganiseerde bijeenkomst.

Ook in deze vacante periode van 1977 tot 1982 werden de ochtend- en middagdiensten door de leden vrij goed bezocht. Na vooraf de nodige informatie te hebben ingewonnen werd in een gemeentevergadering in het voorjaar met algemene stemmen besloten om een beroep uit te brengen op ds. T. Brienen te Kampen. Met ds. en mevrouw Brienen werden enkele uitvoerige gesprekken gevoerd. Er was grote vreugde en dankbaarheid in de gemeente toen ds. Brienen na ernstige overweging de kerkenraad meedeelde dat hij had besloten het beroep naar de gemeente Gorinchem aan te nemen. De intrede van ds. Brienen vond plaats op 1 juli 1982 in de Johanneskerk.

Door de komst van ds. Brienen werd het gemeentelijk leven sterk gestimuleerd. De kerkdeuren werden letterlijk opengezet. Er werden open dagen georganiseerd tijdens de braderieën die in Gorinchem eens per jaar werden gehouden. Het winkelend publiek kon dan een kijkje nemen in onze kerk. Tijdens zulke dagen werden er producten van huisvlijt van gemeenteleden ten toon gesteld. Er werden diensten met belangstellenden georganiseerd, waarvoor mensen uit de omgeving van de kerk uitgenodigd werden. Voor zulke diensten werd een koor uitgenodigd om een en ander muzikale luister bij te zetten.  

Ook werden evangelisatie- en jeugdwerk sterk door ds. Brienen gestimuleerd.

Door al deze activiteiten werd de noodzaak van betere accommodatie steeds sterker voelbaar.

Dit resulteerde erin dat er een bouwcommissie in het leven geroepen werd om te onderzoeken of andere behuizing van onze gemeente tot de mogelijkheden behoorde. Ook werd er een bouwfonds ingesteld met het doel de daarvoor benodigde financiële middelen te realiseren.

Het was in deze periode dat we de vorstelijke gift van honderd duizend gulden voor de kerkbouw ontvingen.

Eind 1985 bood de burgerlijke gemeente van Gorinchem ons de mogelijkheid het bestaande kerkgebouw, met inbegrip van de toren aan de Arkelstraat, in het centrum van de stad over te nemen voor het symbolisch bedrag van Hfl. 1,00 (zegge één gulden). Het onder­houd van de toren, die uit de 13e eeuw stamt en onder monumentenzorg staat, zou voor rekening blijven van de burgerlijke gemeente. De grond zouden we moeten kopen, echter daar stond tegenover dat we een subsidie zouden krijgen.

Ook de zaal achter de kerk, die in gebruik was van de muziekvereniging “de Volharding” en het pleintje achter de consistorie waar de fietsen van kerkbezoekers gestald werden zou in ons eigendom overgaan. Het geheel kon worden verbouwd tot kerkzaal en zaalruimte voor diverse gemeentelijke activiteiten.

Op 17 december 1985 was er een gemeentevergadering waarop uiteindelijk besloten werd om op het aanbod van de gemeente in te gaan.

Wie nu dacht dat de kous af was sloeg de plank behoorlijk mis.

Slechts één dag na deze vergadering ging de wind uit geheel andere hoek waaien.

Het japonatelier van de firma Dooyes aan de Grote Haarsekade 58 werd te koop aangeboden.

Ds Brienen, vergezeld van enige enthousiaste gemeenteleden die er wel wat in zagen, met in hun kielzog een architect, begaven zich spoorslags naar het atelier en kwamen eensgezind tot de conclusie dat dit dé gelegenheid was die we niet voorbij mochten laten gaan.

De prijs ???  Geen probleem, die mochten we zelf bepalen.   

Op 29 januari 1986 werd er weer een gemeentevergadering belegd die bezocht werd door 51 leden. Besloten werd met de firma Dooyes in zee te gaan. 

Op Donderdag 6 februari 1986 werd door ons bij monde van de toenmalige voorzitter van de Commissie van Beheer een bod uitgebracht. Wij moesten tot vrijdag 7 febr. 17.00 uur wachten op een reactie. Die reactie kwam echter op maandag 10 febr. en deze hield in dat het bod verhoogd moest worden.

Er was nl. op het allerlaatste moment nog een kaper op de kust verschenen. Tijdens een vergadering van de kerkenraad met de Commissie van Beheer, die tot in de kleine uurtjes duurde, werd besloten het bod te verhogen.

De rest van de zeer koude nacht werd door de scriba benut voor het opstellen van de nodige verklaringen en rapporten die de volgende dag mee moesten naar de notaris.   

Op dinsdag 11 februari 1986 werd de koopakte getekend en was “de kogel door de kerk” We waren in het bezit van een eigen kerk, of liever gezegd een gebouw met een ernstig verzakte vloer en een, naar later bleek, te zwakke dakconstructie dat alleen nog maar even tot kerk omgebouwd behoefde te worden.

We gingen direct aan de slag met breken. Eerst werd de ruimte helemaal leeg gemaakt. Diverse glazen wanden en hardboard daken die de begrenzing van een paar kantoortjes en de garderobe vormden werden afgebroken. Asbest luchtkokers, de hete lucht kachel en dergelijke moesten het veld ruimen. Aan de wand hingen zware gietijzeren schakelkasten die eveneens verwijderd moesten worden.  Allemaal werk voor de avonden en de zaterdagen.

Er werd flink aangepakt, en soms ook risico genomen. Vakmensen konden we ons immers niet veroorloven; die waren te duur. 

Ds Brienen riep éénmaal met een mager stemmetje om hulp omdat hij met al zijn kracht probeerde een dergelijke schakelkast, die over hem heen dreigde te vallen, overeind tegen de muur te houden. Met vereende krachten werd hij uit zijn benarde positie bevrijd.

Toen de gehele ruimte leeg was gemaakt werd er door de Commissie Centraal Verband een verkoopdag georganiseerd. Op 3 mei 1986 was de grote dag.

De gehele stad werd uitgenodigd. Grote aankondigingborden langs de straat en een advertentie in een plaatselijk krant vertelden de inwoners van Gorinchem dat er op 3 mei een rommelmarkt was en dat de opbrengst was voor de verbouwing van het atelier van Dooyes tot bedehuis voor de Christelijke Gereformeerde Kerk.

Vele artikelen verwisselden die dag van eigenaar.

De dag was een groot succes. Er was druk verkeer van komende en gaande mensen die ledig kwamen en beladen weer gingen. In het bouwfonds werd die dag een bedrag van f. 12.000 gestort. Met het reeds gespaarde geld en de eerder vermelde gift van f. 100.000 hadden we voldoende middelen in kas om te beginnen.

Er brak een tijd aan van plannen maken en schetsen. Één van de vele ontwerpen die het licht zagen werd goed bevonden. Ook de prijs ervan lag binnen ons budget. Een en ander hield wel in dat er heel wat zelfwerkzaamheid van de gemeente gevraagd werd. 

Daarna werd er heel wat afgesjouwd. De bestaande vloer van gewapend beton moest gesloopt en gedeeltelijk verwijderd worden om plaats te maken voor stalen vloerbalken waar een nieuwe vloer op gebouwd moest worden.

Van het dak moesten de kapspanten versterkt worden waarna het verder afgewerkt kon worden. Er moesten muren gemetseld worden voor de diverse ruimten. Daarna moest er gestuukt, geschilderd en gewit worden, de elektrische leidingen aangelegd, gordijnen genaaid en opgehangen worden, de vloerbedekking gelegd en nog vele dingen meer.  

Het meeste werk werd gedaan door goedwillende amateurs, gemeenteleden die na hun dage­lijkse werk zich ’s avonds naar de kerk in wording spoedden en daar nog enige uren aan de slag gingen.

In deze periode groeide er een sterke band tussen de mensen die deze taak vrijwillig op zich namen. Vaak werd er, nadat het werk gedaan was, bij één van de mensen thuis nog even nagepraat veelal met de werkplunje nog aan. 

Na vele malen vallen en weer opstaan waren we op maandag 12 december 1988 zover dat we konden beginnen met het overbrengen van de banken uit de oude kerk. Één dag later stonden ze allemaal netjes in het gelid in de reeds schoongemaakte nieuwe kerk. Het orgel was reeds eerder verhuisd.

De eerste dienst werd gehouden op zondag 18 december 1988. Het werk was echter nog niet geheel gereed; er moesten nog vele kleine dingen gedaan of afgemaakt worden.

Uiteindelijk was het op vrijdag 17 maart 1989 zover dat de officiële opening van het kerkgebouw plaatsvond. Tijdens een plechtige dienst werden diverse kerkelijke gebruiksvoorwerpen in de kerkzaal op hun plaats gelegd, zoals de Bijbel op de kansel, het avondmaal stel, het doopvont en de collectezakken op de liturgische tafel.

Br. Verhagen, onze toenmalige organist, bracht een mooi stuk muziek op het orgel ten gehore.

Ook de plaatselijke en de kerkelijke pers waren aanwezig. Vele sprekers, waaronder de plaatselijke overheid, wensten de gemeente geluk met het nieuwe kerkgebouw.

Ds. Brienen diende de gemeente tot de zomer van 1990. Toen aanvaardde hij een benoeming als docent op de Evangelische Hogeschool in Amersfoort. Daartoe werd hij verbonden aan de Christelijke Gereformeerde Kerk van Amersfoort. Hij nam van ons afscheid op zondag 18 november 1990.

Voor ons brak er toen weer een vacante tijd aan.

Het beroepingswerk werd door de kerkenraad op voortvarende wijze aangepakt.

Er werd er een lijst van beroepbare predikanten samengesteld en een tweetal hoorcommis­sies, bestaande uit kerkenraads- en gemeenteleden gingen op pad om de verschillende kandidaten te beluisteren.

Op zondag 14 april 1991 vond er een stemming plaats en werd uit het tweetal, bestaande uit

ds. A. Brons en ds. H. de Bruijne de laatste gekozen. April 1991 ging de beroepingsbrief de deur uit. Het antwoord kwam mei 1991. 

Ds. de Bruijne vond geen vrijmoedigheid om het beroep naar Gorinchem aan te nemen.

Daarna duurde het tot november van hetzelfde jaar dat het volgende tweetal gesteld werd. Dit bestond uit ds. J. Dol en ds. N. Ribbers. De stemming vond plaats op zondag 17 november 1991. De keus van de gemeente viel op ds. N. Ribbers, toen predikant te Meppel.

Op 4 december ontvingen we het antwoord van ds. Ribbers. In zijn brief schreef hij dat hij het beroep onder biddend opzien tot de Here en verwachtende de zegen van de Here aanvaardde.

Wij hadden weer een eigen predikant. Duurde de vorige vacante periode 4½ jaar, deze duurde slechts 2 jaar. Ds. Ribbers deed op woensdag 3 juni 1992 intrede. De bevestiger was ds. K. Jonkman.

Nu, met een eigen predikant en een eigen kerkgebouw leek het gemeentelijke leven in een rustiger vaarwater te komen. Weliswaar drukte de financiële last van de aankoop en verbouwing van de kerk zwaar op de gemeente, echter de leden (totaal 255 zielen) gaven gul en telkenmale bleek aan het einde van het jaar dat de geraamde inkomsten gehaald werden.

Totdat in het voorjaar van 1994 de eerste donkere wolken aan het firmament opdoemden. Toen bleek dat het oude, niet aangepaste, deel van de dakconstructie gebreken ging vertonen. Dit manifesteerde zich in een zichtbare verzakking in het plafond boven de ontmoetingsruimte. Onderzoek leverde op dat er een aantal houten stutjes in de constructie gebroken waren. Deze stutjes hadden de taak het plankier waarover aan de buitenkant het dakleer aangebracht was te ondersteunen. Ook waren de plafondplaten hieraan opgehangen. Door deze verzwakking was de verzakking ontstaan.

Een gemeentelid met bouwkundige vaardigheid en goed thuis in de theoretische achtergronden van het construeren van gebouwen toog aan het rekenen en het bleek dat de sterkte van de bestaande constructie nog net voldoende was, echter marge voor buitengewone weersgesteld­heden, b.v. zware sneeuwval, was er niet meer.

Het probleem van de verzakking kon worden opgelost zonder dat ingrijpende maatregelen nodig waren. Een en ander kon worden verholpen door plaatselijk een nieuwe, houten, draagcon­structie aan te brengen. Aldus werd besloten en uitgevoerd in de zomer van het jaar 1994.

Maar hetzelfde dak bleef ons bezighouden. Na een paar lekkages op diverse plaatsen en nog een verzakking boven de kerkenraad­banken werd de vraag gesteld of het niet beter was het gehele dak onderhanden te nemen.

Weer brak er een tijd van plannen maken en brainstormen aan. Diverse voorstellen werden tegen elkaar afgewogen, die alle hun eigen specifieke voor- en nadelen hadden. Het dak in fasen van binnenuit vernieuwen, alleen de dakdelen tussen de lichtkoepels vervangen; het waren allemaal noodsprongen die alleen goed waren voor een tijdelijke oplossing.

Geen enkele van de plannen bood een definitieve oplossing.

En passant kregen we ook nog even te maken met ongewenste bezoekers in de kerk. In de nacht van zaterdag 16 op zondag 17 mei 1996 hadden een aantal jongelui zich via een kapotgeslagen raam toegang tot de kerkzaal verschaft. Een aantal kasten in de consistorie waren opengebroken en er werd een dwarsfluit en een viool van twee jonge gemeenteleden, die de dag ervoor in de kerk geoefend hadden, vermist.

Er was wel een vermoeden in welke kringen de daders gezocht moesten worden, maar dat kon niet hardgemaakt worden. De kasten werden kosteloos vervangen en aan de gedupeerden werd een schadever­goe­ding, afkomstig uit een uitkering van de verzekering, betaald.

Op 25 september 1996 werd een gemeentevergadering belegd. Op deze vergadering werd door de Commissie van Beheer uitleg gegeven van de mogelijkheden de situatie rondom ons dak te verbeteren en wat het effect hiervan zou zijn op onze financiële situatie de komende jaren.

De vergadering werd bijgewoond door 52 gemeenteleden, die 42 pastorale eenheden vertegenwoordigden. Eenstemmig kwamen we tot de beslissing het gehele dak in één keer te vervangen.

En zo werd het startsein van de operatie “dakhaas” gegeven. Er werd een dakcommissie ingesteld die met de Commissie van Beheer zou samenwerken en brainstormen hoe een en ander te realiseren. Er waren immers nog vele praktische problemen te overwinnen, alvorens het nieuwe dak op zijn plaats lag. Te denken viel aan het feit dat de kerk zo kort mogelijk buiten gebruik moest zijn, het interieur van kerkzaal en overige ruimten moest verwijderd en elders opgeslagen worden, waar moesten we kerken in de tijd dat we dakloos waren, wat moest er met het orgel gebeuren enz. enz. enz. Ook financieel waren er nog een aantal witte vlekken.

Maar blijmoedig togen we aan het werk, erop vertrouwend dat voor al deze problemen een oplossing gevonden zou worden.

Meteen werden acties gestart door diverse commissies om de nodige gelden bijeen te brengen. Ook werden gemeenteleden individueel benaderd met het verzoek een lening of een gift te verstrekken. De rondgang door de gemeente en de diverse acties waren een groot succes en brachten veel geld in het laatje.

Eind november 1996 was reeds een bedrag binnen van f. 161.000 (toen werd er nog in guldens gerekend, de euro was nog toekomstmuziek) aan giften, leningen en toezeggingen.

Er waren reeds een 5-tal aannemers benaderd met het verzoek een plan op te stellen en een offerte te maken voor de vervanging van het gehele dak. Deze plannen werden met de indieners verder besproken en uiteindelijk kwamen de voorstellen van Almbouw B.V. Bouw- en Aannemersbedrijf te Rijswijk (Noord-Brabant) als gunstigste uit de bus, zodat besloten werd met deze firma in zee te gaan. De mondelinge opdracht werd op 18 februari 1997 verstrekt.   

Voor het probleem waar te kerken in de tijd dat we niet ons eigen kerkgebouw terecht konden werd ook een oplossing gevonden. Wij konden terecht in de aula van de Scholengemeenschap “OUDE HOVEN” Dit hield wel een extra belasting in voor onze koster. Immers de zaterdag voorafgaand aan de zondagse dienst moest de zaal aangepast worden, d.w.z. de aanwezige tafels op elkaar stapelen en de stoelen in rijen zetten en na afloop van de middagdienst moest de zaal weer in de originele staat teruggebracht worden. Gelukkig werden er voldoende vrijwilligers gevonden die deze taak bij toerbeurt op zich wilden nemen.

Op dinsdag 29 april 1997 werd een gemeenteavond belegd. Naast de gebruikelijke onderdelen die op een dergelijke vergadering aan de orde kwamen werd uitvoerig aandacht besteed aan de planning en de uitvoering van de operatie Dakhaas. Met behulp van een overhead-projector verscheen een overzicht van de uit te voeren werkzaamheden alsmede de streefdata van gereedkomen op een diascherm.

Op zaterdag 3 mei werd er een houten bekisting om het orgel aangebracht en afgedekt met plastic kleden. Dit bleek voldoende om het orgel te beschermen tegen atmosferische invloeden.

De laatste dienst in het kerkgebouw in de huidige staat vond plaats op zondag 4 mei. De gemeen­te­zang werd tijdens deze dienst begeleid door een piano. De daaropvolgende dienst was Hemelvaartsdag 8 mei 1997 en deze werd gehouden in de aula van de Oude Hoven.

Op maandagmorgen 5 mei 1997, het was nog donker, stonden de eerste vrijwilligers al bij de voordeur te wachten om de handen uit de mouwen te steken. De kerk werd leeg gesjouwd. Alle banken werden in de grote zaal aan de voorkant gezet. De plafondplaten werden verwijderd en op de rugleuningen van de banken gelegd. Kasten en overig meubilair uit de zalen werden eveneens naar de grote zaal gebracht. Om 1 uur ’s middags was alles reeds achter de rug en konden de vrijwilligers huiswaarts keren. Om beschadiging van de plavuizen vloer te voorkomen werd deze belegd met spaanplaten.

Er verscheen een grote kraan in de tuin en op maandag 26 juni 1997, toen het weer weer wat opgeknapt was, traden slopers aan om het oude dak te verwijderen. In grote brokken werd het met de kraan in de tuin gedeponeerd en daar werd het met behulp van snijbranders tot kleinere stukken verwerkt en afgevoerd naar het vuilstort. Vervolgens werden de nieuwe dakliggers aangebracht met daarop de stalen dakplaten en verdere afwerking. Daarna werd alles netjes schoongemaakt, de muren geverfd en het meubilair weer op zijn plaats gezet. De eerste dienst onder het nieuwe dak vond plaats op zondag 6 juli 1997.

Aan het begin van het nieuwe seizoen, namelijk op zondag 7 september, vond de officiële heropening plaats, waarvoor ook de bewoners van de buurt van de kerk waren uitgenodigd.

In deze dienst kreeg ds. Ribbers van de voorzitter van de Commissie van Beheer een versierde dakpan aangeboden waarmee hij symbolisch aangaf dat we weer “onder dak” waren. 

De preek van die zondag had als thema “Bij God onder dak“

In de tijd dat de kerk vrij toegankelijk was voor de elementen was het weer uitstekend. De zon scheen volop en iedere dag was er een wolkenloze hemel. Slechts éénmaal heeft het geregend; dat was op een zondagmorgen. De stalen dakplaten lagen reeds op hun plaats, echter de waterdichte bekleding was nog niet aangebracht.

Direct na de morgendienst in de Oude Hoven gingen enige gemeenteleden kijken hoe de zaak ervoor stond. Wat zij toen zagen deed hen de moed in de schoenen zinken; het regenwater was door het nog niet waterdichte dak naar beneden gesijpeld en de kerkzaal verkeerde in een deerniswekkende toestand. 

Nadat de eerste dienst onder het nieuwe dak gehouden was, moest er nog van alles gebeuren. De tuin voor de kerk was een woestenij geworden. Deze moest weer toonbaar worden. Een en ander hield in dat er, ander­maal door vrijwilligers, met tegels, stenen en zand gesjouwd werd. Het was in deze periode dat het voorterrein zijn huidige indeling met de rotonde kreeg.

Alles was gereed in het begin van de maand september en op de 10e dag van die maand werd een kinderfeest georganiseerd. Meer dan 60 kinderen uit de buurt hadden we te gast.

Er had zich ook een andere gemeentelijke activiteit zijn ingang gedaan in onze gemeente. Een actief gemeentelid, tevens jeugdconsulent, gaf gehoor aan de opdracht je in te zetten voor je hulpbehoevende naaste en kwam met het idee een diaconale werk­vakan­tie te organiseren. Dit hield in dat een aantal jongelui van onze gemeente in hun vakantie zouden gaan werken. Niet zomaar werken om geld te verdienen, maar werk waar je geld voor mee moest brengen.

Het doel was mensen en in het bijzonder kinderen die elders in de wereld in nood verkeerden te helpen. Een ander heel belangrijk oogmerk was de vorming van jongeren uit de gemeente zelf. Vanzelfsprekend had deze jeugdconsulent de medewerking van anderen bij het organiseren van de diaconale werkvakantie.

De vakanties werden bekostigd door de deelnemers zelf.

Er werden tegen vergoeding allerlei karweitjes uitgevoerd zoals auto’s wassen, boodschappen doen, ramen lappen, enz. speculaaspoppen, kerstbakjes en andere zaken werden verkocht.

Ook een rommel­markt was een goede bron van inkomsten. Een ludieke actie was oliebollen verkopen in juni.

Onder het motto “niets is zo lekker als een oliebol in de lente” lieten we ons als gemeente geduldig volstoppen met lekkere vette oliebollen. Na de oliebollen volgenden de stroopwafels. Wij vonden het niet erg want we wisten dat het geld goed besteed werd.

Met het aldus bijeengebrachte geld werden materialen en gereedschappen gekocht die nodig waren voor de karweitjes en de tickets voor de reis.

Allereerst werd de actie “HAÏ FA ‘96” gestart. In de zomer van 1996 gingen 9 jongelui met 4 begeleiders van onze gemeente naar Haïfa in Israël.

Daar gingen zij klussen; er werd een clubhuis voor oudere Joden opgeknapt en in een opvang­huis voor ex-gedetineerde Palestijnen. Er was ook tijd voor ontspan­ning en om wat van het land te bekijken. Per telefax werd met het thuisfront contact onderhouden. De kinderen deden zuinigjes aan in het vreemde land. Er werd een flink bedrag niet uitgegeven, dit werd gestort in de pot voor de dakvervanging.

De “vakantie” werd een groot succes en dit noodde tot meer.

“NAPOLI ‘98” was de opvolger van Haïfa ’96. Hieraan namen 10 jongelui en 3 begeleiders deel. De bestemming was Portici, een dorp in de buurt van Napels aan de voet van de Vesuvius Daar stond het weeshuis “Casa Materna” een opvang­huis voor kinderen, dat onderhanden genomen werd. Ook hier schil­deren, witten en stukadoorwerkzaamheden. Helaas kregen ze de kinderen niet te zien – die waren met vakantie!!

Napoli ’98 ging en “PROJECT 2000” kwam in de zomer van het jaar 2000. Het doel was wederom Israël, ditmaal de stad Betanië. Hier stond het kindertehuis “Four Homes of Mercy” waarvan verschillende lokalen, de keuken en een speelhal een opknapbeurt kregen en er werd de nodige aandacht aan de kinderen geschonken.

Zij werden verzorgd en op een aangename manier beziggehouden. De toestand waarin verschillenden van de kinderen verkeerden maakte een diepe indruk op de jongelui. Dit project had 18 deelnemers, waaronder ook jongelui van buiten onze kerk.

Volgende in de reeks was “PROJECT ROEMENIË 2002” Het doel…. Tigrü Müres.

De 12 deelnemers gingen per bus en de reis duurde drie dagen. Ook hier stond een kinder­tehuis dat opgeknapt werd. Bovendien werden er vijf dagen doorgebracht in een kamp waar kinderen onder trieste omstandigheden “vakantie”moesten houden. d.w.z. zij werden daar neergezet en aan hun lot overgelaten.

Zij kregen de nodige aandacht van het team en werden aangenaam bezig­gehouden met spelletjes. Ook de Zigeuners werden bezocht en van eten voorzien.         

Onze kinderen kwamen terug, zwaar aangedaan door middeleeuwse omstandigheden waar­onder deze mensen en kinderen moesten leven. En zo werd de diaconale werkvakantie een regelmatig terugkerende activiteit. In 2004 ging de reis nar Kroatië en in 2007,2010 en 2012 naar Uganda.

Wij schrijven Hemelvaartsdag 2003. Ds. Ribbers deelde na de dienst aan de kerkenraad, die op zijn verzoek in de consistorie samengekomen was, mede dat hij door de kerkenraad van de CGK van Papendrecht als enkelvoudig kandidaat aan de gemeente voorgedragen zou worden om te voorzien in de vacature van predikant die ontstaan was door het vertrek van ds. van der Meulen uit die gemeente. De stemming moest op dat moment nog plaatsvinden, deze was gepland ca. 14 dagen later en viel dermate gunstig uit dat ds. Ribbers geen neen kon zeggen tegen het beroep dat op hem werd uitgebracht.

De afscheidsdienst van ds. Ribbers vond plaats in de middag van zondag 12 oktober 2003. Twee dagen eerder had hij reeds informeel afscheid genomen van onze gemeente. Wij waren na een periode van ruim 11 jaren weer vacant.

Er volgde opnieuw een periode waarin we het zonder eigen herder en leraar moesten zien te redden. De kerkenraad stelde een beroepingscommissie in die als taak kreeg een kandidatenlijst samen te stellen en behalve preken te beluisteren ook zoveel mogelijk informatie te vergaren. Diverse predikanten werden bezocht in hun eigen gemeenten. In 2005 was het na ruim twee jaar dan zover dat ds. Pim Hogenbirk uit Veenendaal de vrijmoedigheid had om het door Gorinchem op hem uitgebrachte beroep te aanvaarden.

Er brak een nieuwe tijd aan. Voor het eerst kregen we een predikant die er prijs op stelde bij zijn voornaam Pim genoemd te worden en wanneer men daar nog wat moeite mee had, mocht het ook wel “dominee Pim” zijn.  Ook stelde hij het op prijs zelf een woning aan te schaffen. De door ds. Ribbers verlaten pastorie in de Kon. Emmastraat was inmiddels verkocht en het vrijgekomen bedrag werd op een spaarrekening vastgezet. Van 2005 tot 2011 mocht ds. Hogenbirk onze gemeente dienen.            

Het was in deze periode dat enkele gemeenteleden het nodig vonden een gemeentedag te organiseren.

Na de dienst op Hemelvaartsdag 2010, het was mooi zonnig weer, werd het plan ten uitvoer gebracht; er werd besloten pannenkoeken te gaan eten.

Voorafgaand aan het pannenkoekenfestijn werd een fietstocht georganiseerd waar aan paar gemeenteleden aan meededen. De tocht voerde ons door het mooie landschap van Giessenburg en omgeving en uiteindelijk kwamen we op onze bestemming, nl. het landgoed van de fam. Sijbesma in Hoog Blokland. Daar zou het festijn plaatsvinden. Alle bakattributen zoals koekenpannen, bekers met beslag, gasbranders e.d. stonden gereed voor de bakexercitie.

Onder de bezielende leiding van ds. Hogenbirk ging de kerkenraad zich te buiten aan het bakken. De inmiddels aangerukte gemeenteleden dienden als proefkonijn. Het was best hilarisch de culinaire capriolen van de kerkenraadsleden te aanschouwen. Pannenkoeken in alle staten van ontwikkeling, halfgaar; te gaar, c.q. verbrand of helemaal niet gaar werden geserveerd. Ook kwam menig pannenkoek naast de koekenpan op de tafel terecht. Deze werd dan weer bijeengeveegd, de onderdelen weer in elkaar gepast zodat het weer een pannenkoek leek en de geduldig etende gemeenteleden voorgezet.

De al jaren sluimerende samensprekingen met de Gereformeerd Vrijgemaakte Kerk en de Nederlands Gereformeerde Kerk van Gorinchem stegen in deze periode boven het kerkenraadsniveau uit. Dit leidde tot een breder gemeenteoverleg en ook tot gezamenlijke diensten. Deze diensten werden in ons kerkgebouw gehouden omdat onze accommodatie het toeliet zoveel mensen onderdak te bieden. Ook kwam het voor dat gemeenteleden de diensten bij de samensprekende kerken bijwoonden. Dit allemaal om elkaar beter te leren kennen.

Er werden gezamenlijke kerkenraadsvergaderingen gehouden, gezamenlijke bezinningsbijeenkomsten, gespreksgroepen, 40-dagen-tijd activiteiten, samenkomsten in de stille week, gezamenlijke avondmaalsvieringen, enz. werden georganiseerd. Het was jammer dat in deze tijd de NGK niet verder kon gaan omdat het ledental dermate klein werd dat langer voortbestaan van deze gemeente niet haalbaar bleek te zijn.

Met de GKv gingen de samensprekingen verder.

De gezamenlijke diensten vonden plaats op Oudejaarsavond, Nieuwjaarsdag, Biddag, Dankdag en Hemelvaartsdag en verder in het jaar tijdens de middagbijeenkomsten en een aantal keren per jaar en tijdens de vakantieweken.

De gemeenten moesten rustig naar elkaar groeien was het motto; uit beide gemeenten klonk het geluid vooral niet gehaast te werk gaan.

In deze periode is er ook digitaal het een en ander tot stand gekomen. Tijdens de diensten wordt gebruik gemaakt van de beamer en is het ook mogelijk de diensten life via het Internet bij te wonen.

In het jaar 2011 werd een beroep uitgebracht op ds. Hogenbirk door de gemeente van Aalsmeer. Het predikantsechtpaar was overtuigd dat God hen deze plaats aanwees en zij aanvaardden het beroep. Gorinchem was opnieuw vacant.

Evenals de vorige keren werd een beroepingscommissie ingesteld en een aantal beroepen uitgebracht. In september 2012 werd ds. W.C. van Sloten beroepen en in april 2013 volgde een beroep op ds. A. Hakvoort. Beiden vonden niet de vrijmoedigheid het uitgebrachte beroep aan te nemen. Hierbij dient genoemd te worden dat in deze periode onze gemeente veel steun heeft ontvangen van ds. D. Quant. Niet alleen werd er nooit tevergeefs een beroep op hem gedaan om voor te gaan in de dienst, maar ook heeft hij de gemeente en zeker de kerkenraad met raad en daad bijgestaan en gediend.

In mei 2014 werd onze gemeente verblijd met het feit dat ds. J. Nutma van de Bethelkerk in Apeldoorn het op hem uitgebrachte beroep mocht aanvaarden. Opnieuw had God voor ons een nieuwe Herder en Leraar die aan onze gemeente werd verbonden. Het duurde nog tot november 2014 voor hij bevestigd werd en intrede deed. De bevestigingsdienst vond plaats in de morgendienst van zondag 9 november en werd geleid door ds. D. Quant. De tekst was uit Psalm 87 vers 2. De intrededienst volgde in de avonddienst. De tekst in deze dienst was uit dezelfde Psalm, vers 7: “Al mijn bronnen zijn van U”     Één dag eerder, op zaterdag 8 november, was het gezin Nutma al welkom geheten. Onder een gezellig samenzijn in ons kerkgebouw vond de eerste kennismaking plaats.